Wil je me even laten uitpraten?
Als we een kind echt willen horen en bereiken, zullen wij als ouders een stap terug moeten zetten. Het klinkt eigenlijk heel tegenstrijdig; je zou eerder denken dat je dichterbij moet komen. Met een stap terugzetten bedoel ik, dat je je kind de ruimte mag geven om te praten. Als ouder heb je snel de neiging om je kind in de rede te vallen en het verhaal voor je kind af te maken. Door het gesprek over te nemen of al te denken wat je kind gaat zeggen, hoor je niet meer de woorden van je kind.
Wanneer neem je dan eigenlijk het gesprek over? Misschien komt je kind niet goed uit z’n woorden? Misschien valt er een stilte? Misschien is het een moeilijk thema? Misschien is het kind emotioneel? Misschien ben je met iets anders bezig dat je graag wilt afmaken en dus minder tijd hebt, oftewel ‘wacht even…’? Misschien komt je kind steeds met hetzelfde verhaal? Misschien lijkt het kind niet te willen vertellen, maar laat het moeilijk gedrag zien?
Al deze kenmerken kunnen het praten tussen jou en je kind beïnvloeden. Door ervan uit te gaan dat jij als volwassene ‘de deskundige’ bent, mis je als ouder mooie kansen om echt uit te vinden wat in het hoofd van jouw kind gebeurt.
En wat kun je dan doen? Het begint eigenlijk altijd met het tonen van warmte, respect en echtheid (Delfos, 2014). Probeer zelf de tijd in je hoofd uit te schakelen; je kind heeft jouw tijd nodig. Ben bewust van je lichaamstaal; je kind kent jou als geen ander. Daardoor help je je kind zich te ontspannen. Ga op ooghoogte zitten, kijk je kind aan en geef het de ruimte om jou wel of niet in de ogen aan te kijken.
Luister naar wat je kind zegt en vertelt. Een kind heeft zijn eigen verhaal. Kinderen ervaren dat volwassenen slechts voor een deel in hun beleving geïnteresseerd zijn. In Delfos (2014) lezen we: ‘Volwassenen zijn geïnteresseerd in school, huiswerk, pesten en gezondheid, maar luisteren nauwelijks naar onderwerpen die voor het kind belangrijk zijn als fantasie, vriendschap, spelletjes, tekenen, televisie en spelen’.
Geef ook terug aan het kind dat je het gehoord hebt. Herhaal wat het kind zegt, met dezelfde bewoordingen die het kind gebruikt. Vraag door zoals: Hoe vind je dat? Hoe is je dat gelukt? Wie was daarbij? Wat deed je toen? Wat gebeurde er daarna?
En wees ook stil. Stil als het kind vertelt en af en toe zeg je hm-hm, om aan te geven dat je er bent. Ja, soms praat je kind met omwegen, soms komen de woorden er van de hak op de tak uit en soms lijkt het lang te duren. Dat is ook niet gek, want je kind heeft de tijd nodig om de woorden te vinden en vervolgens ook nog uit te spreken, zeker als het gesprek van gevoelige aard is. In de stiltes gebeuren de mooiste dingen en je laat je kind zien dat je hem of haar de ruimte geeft.
Bron:
Delfos, M. F. (2014). Luister je wel naar mij?(17e ed.). Amsterdam, Nederland: SWP.
Samengevat: Als jullie met mij praten, vind ik het fijn als jullie naar me kijken. Ik wil graag vertellen over de dingen die ik zelf leuk vind. Maak niet mijn zinnen af, want ik wil graag de kans krijgen om mijn eigen woorden te gebruiken en niet die van jullie.